Broeders in Christus

Jezus' Verhoor, kruisiging en begrafenis

Lezen: Johannes 19:1-42

Naar Kajafas, de hogepriester

Kajafas is opgelucht als de soldaten Jezus als gevangene voor hem brengen. Bij alle vorige pogingen wist Jezus te ontsnappen, maar nu hebben zij Hem in hun macht. Maar voordat zij Hem ter dood kunnen veroordelen, moeten ze daarvoor een reden hebben. En de enige reden die ze volgens de Romeinse wet mogen hebben, is godslastering. Zij hebben al getuigen klaar staan, die zullen vertellen wat voor verkeerde dingen Jezus tegen de wet van Mozes had gezegd. Maar die getuigen spreken elkaar tegen. Kajafas, bang dat de zaak spaak zal lopen, verliest zijn geduld. Hij wil de zaak zo spoedig mogelijk rond krijgen, en daarom eist hij dat Jezus ronduit zal bekennen of Hij denkt dat Hij de Christus, de Zoon van God is. En nu doet Jezus wat Hij nooit eerder had gedaan: Hij geeft een direct en helder antwoord. “U zegt het”, en dat is genoeg voor Kajafas en de andere leden van de Joodse Raad. Zij hebben de macht om -  met de toestemming van de Romeinse stadhouder - Jezus te stenigen wegens godslastering (en enige tijd daarna deden zij dat wel met Stefanus, een volgeling van Jezus). Maar evenals zij bang waren Jezus te arresteren, omdat zij bang waren dat velen die in Jezus geloofden een rel zouden veroorzaken, zo zijn ze bang voor wat er zal gebeuren als zij Hem doden. Het is veel beter de schuld zoveel mogelijk aan de Romeinse stadhouder, Pilatus, en zijn soldaten te geven. Bovendien zullen de Romeinen Jezus kruisigen, wat zij zelf niet mogen doen. En geen Jood zou geloven dat hun Messias ooit gekruisigd had kunnen worden.

Naar Pilatus, de stadhouder

De volgende ochtend vroeg brengen ze Jezus naar Pilatus. Het lijkt alsof deze moeilijke Joden ineens lieve burgers willen worden, die aan de kant van de keizer staan. Want ze zeggen: “We hebben vastgesteld dat deze man ons volk van het rechte pad afbrengt en de mensen ervan weerhoudt belastingen aan de keizer te betalen en dat hij van zichzelf zegt de messiaanse koning te zijn.” Maar Pilatus heeft dit pak slimme leugens al gauw door. Hij ziet goed in dat Jezus geen enkele misdaad heeft gedaan, en dat de Joodse leiders alleen maar jaloers zijn op zijn invloed onder het volk als leraar. Na zijn eerste gesprek met Jezus, gaat hij naar Kajafas en de andere leden van de Raad en zegt: “Ik heb geen schuld in hem gevonden” Nu spelen Kajafas en zijn gezelschap hun laatste troef uit. Zij hadden Pilatus al eerder in moeilijkheden met de keizer in Rome gebracht, door hem aan te klagen. Als zij dat weer zouden doen, was het gevaar groot dat hij als stadhouder afgezet zou worden. Daarom zeggen ze nu tegen hem: “Als u die man vrijlaat bent u geen vriend van de keizer, want iedereen die zichzelf tot koning uitroept pleegt verzet tegen de keizer.” Bij het horen hiervan valt Pilatus volledig door de mand. Hij kan Jezus onmogelijk vrijlaten, als hij zelf daarbij het gevaar loopt zijn positie van stadhouder te verliezen.

De Romeinse soldaten geselen en bespotten Jezus

Toch moet je het Pilatus nageven dat hij nog van alles probeert, om te voorkomen dat Jezus gekruisigd wordt. Zo stelt hij voor Jezus te geselen en Hem daarna vrij te laten. Maar stel je daarbij niet voor dat Jezus er hiermee met een makkie af zou komen. Geseling op de Romeinse manier was een vreselijke marteling. Een gesel was van leer, met gespleten uiteinden, zodat de blote rug en borst zwaar gewond raakten. Veel slachtoffers bezweken eronder. En dat ondanks dat Pilatus tot de conclusie was gekomen: “Ik heb geen schuld in hem gevonden.” Jezus wordt door lachende soldaten uitgekleed en tot bloedens toe geslagen. Het is mogelijk dat men in zijn geval stopte met de geseling, voordat Jezus al te dicht bij de dood was, anders had Hij niet naar Golgotha kunnen lopen. Maar Hij was er daarna wel te slecht aan toe om zijn kruisbalk zelf te kunnen dragen. Na dit alles vermaken de soldaten zich met hun slachtoffer. Meent Hij de koning van deze gehate Joden te zijn? Dan zullen wij Hem de gepaste eer bewijzen! Zij werpen Hem een rode soldatenmantel om en drukken een kroon van dorens op zijn hoofd. Zij slaan Hem met een rietstok op zijn hoofd, buigen de knieën voor Hem, en roepen: “Gegroet, Koning van de Joden!” Daarna brengen zij Hem naar Pilatus terug. Dan doet Pilatus zijn laatste poging het leven van Jezus te redden. Hij brengt Hem voor de wachtende menigte, wijst naar Hem en roept: “Hier is Hij, de Mens!” Alsof hij wil zeggen: “Is het nu niet genoeg? Heeft Hij niet voldoende straf ondergaan? Daarom zal ik Hem nu vrijgelaten.” Maar als Pilatus denkt dat het zien van die bloedende figuur medelijden bij de Joodse leiders zal wekken, begrijpt hij niet hoe diep geworteld en bitter hun haat jegens Jezus is. Zij sporen het gewone volk aan met rauwe kreten de kruisiging van Jezus te eisen. “Kruisig Hem! Weg met Hem!” Niets minder kan hun woede koelen. Pilatus trekt zich terug in zijn paleis. Al is hij de Romeinse regeerder, hij heeft zijn welgemeende strijd met deze fanatieke en onhandelbare Joden toch verloren. Intussen voeren zijn soldaten Jezus weg door de nauwe straten van Jeruzalem, om Hem net buiten de stad te kruisigen. Zo uitgeput is Hij nu, dat Hij onder de last van het kruis bezwijkt. Maar op straat doodvallen mag helemaal niet, want het volk dorst naar zijn kruisiging. Zij bevelen een vreemdeling, die de stadspoort zojuist is binnengekomen, de last op Jezus’ schouder over te nemen.

Jezus’ kruisdood

Zo gaan zij de stad  Jeruzalem uit en komen bij Golgotha, een heuvel waar de Romeinen misdadigers kruisigen. Jezus is die dag niet de enige: met Hem worden twee misdadigers gehangen. Voordat de soldaten Hem vastmaken trekken ze zijn kleren uit, om ze onder elkaar te verdelen. Als ze zien dat zijn onderkleed uit één stuk is geweven, en geen naden heeft, loten ze erom. Zo gaat in vervulling wat in Psalm 22:19 staat: “Zij verdelen mijn kleren onder elkaar en werpen het lot om mijn mantel.” Er wordt ons gelukkig niet veel verteld van hoe zo’n kruisiging nou echt gebeurde. Wat een gekruisigde voelde en meemaakte kunnen we wel lezen in Psalm 22 en Jesaja 53.

Het was een vreselijk lijden, dat uren duurde. Maar ondanks zijn pijn, denkt Jezus aan anderen in plaats van aan Zichzelf. Zijn eerste woorden aan het kruis zijn: “Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.” Hij denkt ook aan zijn moeder, die huilend bij het kruis staat, en vraagt zijn geliefde leerling Johannes voor haar te zorgen.

Het was de gewoonte een inscriptie met de beschuldiging tegen de gekruisigde op het kruis te plaatsen. Pilatus had voor Jezus deze inscriptie laten maken: “Jezus uit Nazaret, koning van de Joden.” Het stond er in het Hebreeuws, het Grieks en het Latijn, zodat de in Israël wonende Joden, en de Grieks sprekende Joden van buiten het land, maar ook de Romeinse soldaten kunnen lezen waarom Jezus gekruisigd is. Maar dat is nou precies wat de Joodse leiders niet willen. Zij erkennen Jezus niet als hun koning. De hogepriesters proberen Pilatus daarom over te halen de inscriptie te veranderen: “U moet niet ‘koning van de Joden’ schrijven, maar ‘Deze man heeft beweerd: Ik ben de koning van de Joden’”. Maar Pilatus antwoordt kortaf: “Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven”.

Jezus’ lijden is nog niet voorbij. “De voorbijgangers kijken hoofdschuddend toe en drijven de spot met Hem: ‘Jij was toch de man die de tempel kon afbreken en in drie dagen weer opbouwen? Als je de Zoon van God bent, red jezelf dan maar en kom van dat kruis af!’ Ook de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten maakten zulke spottende opmerkingen: ‘Anderen heeft hij gered, maar zichzelf redden kan hij niet. Hij is toch koning van Israël, laat hij dan nu van het kruis afkomen, dan zullen we in hem geloven. Hij heeft zijn vertrouwen in God gesteld, laat die hem nu dan redden, als hij hem tenminste goedgezind is. Hij heeft immers gezegd: ‘Ik ben de Zoon van God’.” Natuurlijk kan Jezus Zijn Vader vragen Hem van het kruis te halen. Maar Hij weet dat dit de enige weg is om de zonde te overwinnen. Hij vertrouwt volkomen op zijn redding door Zijn hemelse Vader. Niet, zoals de spotters aangeven, de redding van het kruis, maar de redding uit het gevolg daarvan: de dood.

Zelfs één van de misdadigers bespot Hem. Maar de ander komt tot geloof. Zijn woorden zullen een grote troost voor Jezus zijn geweest: “Maar de ander wees hem terecht met de woorden: ‘Heb jij dan zelfs geen ontzag voor God nu je dezelfde straf ondergaat? Wij hebben onze straf verdiend en worden beloond naar onze daden. Maar die man heeft niets onwettigs gedaan’.” De man gaat zelfs nog een stapje verder. Hij staat dicht bij de dood, maar gelooft dat er een opstanding zal zijn, en Jezus het Koninkrijk op aarde op zal richten. De man heeft veel kwaad gedaan, en weet dat hij het niet verdient vergeven te worden. Nederig vraagt hij: “Jezus, denk aan mij wanneer U in uw koninkrijk komt.” De prachtige woorden van de Here geven hem rust en blijdschap, want Hij verzekert hem die dag dat hij inderdaad het Koninkrijk binnen zal mogen gaan.

Opeens midden op de dag komt er duisternis over het land. De zon wordt verduisterd. Niet een paar minuten zoals bij een zonsverduistering, maar 3 uren lang. Zo hoeft Jezus niet nog uren in de brandende zon te hangen. Maar veel belangrijker is de les die de toeschouwers moeten leren. Door hun ongeloof is het geheel duister geworden in hun hart. Ze hebben het Licht van de wereld laten doden. Die zonsverduistering moet grote indruk op hen hebben gemaakt. Evenals de laatste woorden die Jezus uitroept voordat Hij sterft: “Het is volbracht”. Hij heeft gedaan wat zijn Vader van Hem vroeg; alles is nu gedaan. Dit is een grote opluchting en blijdschap voor Hem, en daarom kan Hij rustig sterven. De Joden krijgen dan nog twee tekenen dat God Zijn Zoon niet heeft verlaten, maar bezig is in Hem Zijn plan uit te voeren: een zware aardbeving en het grote gordijn in de tempel scheurt van boven naar beneden!

Waarom moest Jezus op deze manier sterven?

Waarom heeft de liefdevolle Vader toegestaan dat zijn Zoon op deze wrede manier stierf? En waarom was Jezus bereid dit lijden en sterven te ondergaan? Om meer dan één reden. In de eerste plaats om ons te leren inzien hoe erg het is dat wij God niet gehoorzamen, want alleen door de dood van zijn Zoon heeft God onze zonden kunnen vergeven. Maar terzelfder tijd om ons te leren inzien hoe groot zijn liefde, en dus die van God, voor mensen is. “Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven.” Wat Jezus zei, is sindsdien waar gebleken: door zich aan een kruis te laten verhogen ten behoeve van anderen, heeft Hij velen als zijn discipelen naar Zich toegetrokken.

Een snelle begrafenis

Nu Hij dood is, kan Jezus, die tijdens zijn leven heel veel voor anderen heeft gedaan, niets meer doen. Zijn vrienden gebruiken de gelegenheid iets voor Hèm te doen. Jozef van Arimathea is een rijk man, en heeft als lid van de Joodse Raad niet voor de veroordeling van Jezus gestemd. Hij gaat naar Pilatus om toestemming te vragen het lichaam van Jezus te mogen begraven, in het nieuwe graf dat hij voor zichzelf heeft laten maken in de rotsen net buiten de stad. En Nicodemus, ook een lid van de Joodse Raad, koopt windsels en een grote hoeveelheid specerijen, om het lichaam daarin te wikkelen. Enkele vriendinnen van Jezus willen Hem zalven, maar daar is geen tijd meer voor. De dag is om, het wordt al donker, en zonsondergang betekent het aanbreken van de sabbat. Ze moeten dus wachten tot de sabbat voorbij is.