Broeders in Christus

‘Muren’ van water (1)

De HEER liet de zee terugwijken door gedurende de hele nacht een krachtige oostenwind te laten waaien. Hij veranderde de zee in droog land. Het water spleet, en zo konden de Israëlieten dwars door de zee gaan, over droog land; rechts en links van hen rees het water op als een muur (Exodus 14:21-22).

Bovenstaand citaat uit de NBV roept onweerstaanbaar het beeld op dat we kennen van de plaatjes uit onze kinderbijbels: een lang lint van vluchtende Israëlieten tussen twee verticaal oprijzende, torenhoge muren van water. Maar klopt dat beeld wel?

De beschrijving van de plaats

Laten we eerst eens zien wat het verhaal ons feitelijk heeft te vertellen over wat er die dag nu echt gebeurde. God beval Mozes het volk een onverwachte route te laten nemen, naar een nauwkeurig aangeduide plaats aan de oever van de ‘Rietzee’ (Exodus 14:2). Farao denkt dan dat ze verdwaald zijn en probeert hen terug te halen. Maar wanneer hij ze bereikt, beschermt God hen doordat de engel van God en de vurige wolkkolom tussen Israël en de Egyptenaren gaan staan (vs 19). Kennelijk is het voor de Egyptenaren niet mogelijk om die wolkkolom heen te trekken, en de Israëlieten van opzij aan te vallen. En het waarom daarvan valt wellicht af te lezen uit de gegeven plaatsnamen. We lezen dat de plaats Pi-Hachirot heet, en dat zij zich moesten legeren ‘tussen Migdol en de zee’ (vs 2). Deze locaties zijn nu niet meer bekend, en we weten dus niet met zekerheid hoe de situatie er heeft uitgezien. Maar Pi-Hachirot betekent ‘mond’ of ‘uitmonding van grotten’, en Migdol betekent ‘toren’. Het lijkt daarom aannemelijk dat het kamp van de Israëlieten zich bevond op een stuk laaggelegen oever, tussen een rotswand aan de ene kant, met daarop een ‘torenvormige’ bergtop, en de zee aan de andere. Het kaartje op de volgende bladzijde (dat weliswaar op deze tekst is gebaseerd, maar voor het overige volledig op fantasie berust!) geeft aan hoe we ons dat zouden kunnen voorstellen. De ‘ingang’ is nu afgesloten door het Egyptische leger, maar wordt bewaakt door de vurige wolkkolom. Ze beseffen dat ze daar niet meer weg kunnen, al zijn ze tegelijkertijd veilig voor een directe aanval. Maar ze zitten daar volledig in de val (vs 11-12).

Het ontstaan van de doorgang

Dan gebiedt God Mozes om zijn hand, met zijn staf, uit te strekken in de richting van de zee (vs 16). En vervolgens lezen we (in vs 21) dat de HEER de zee liet terugwijken door ‘gedurende de hele nacht een krachtige oostenwind te laten waaien. Hij veranderde de zee in droog land’. De enige manier om dit te lezen is dat het droogvallen van de zeebodem daar ter plaatse de hele nacht in beslag nam. Het gebruikelijke beeld, dat het water onmiddellijk spleet zodra Mozes zijn staf uitstrekte, wordt door de tekst beslist niet ondersteund. Het vermelden van een ‘krachtige oostenwind’ duidt er voorts op dat we moeten denken aan een sterke verlaging van de totale waterstand daar. Blijkbaar was dit een ondiep gedeelte tussen deze oever en de overkant, ter plaatse van Baäl-Sefon (vs 2). Sefon betekent ‘verborgen’ of ‘verborgen hoek’. De naam Rietzee (Exodus 13:18) suggereert ondiep water langs de oever met veel Papyrusriet. Door deze tijdelijke verlaging van de waterstand valt een strook over deze ondiepte droog, en hebben de Israëlieten ineens wèl een uitweg. Dit doet uiteraard niets af aan het wonder dat God daar verrichtte. Hij had zijn volk opzettelijk naar deze plaats toe geleid (vs 1-2) en nadrukkelijk aangekondigd dat Hij zijn grootheid daar zou manifesteren, op het moment dat de situatie hopeloos zou lijken.

De ‘muren’ van water

De situatie voorafgaand aan de doortocht door de 'Rietzee' (NBG'51: Schelfzee). Let op dat deze situatieschets weliswaar uitgaat van de tekst maar voor het overige geheel op fantasie berust.Maar er staat toch dat het water aan beide zijden was ‘als een muur’? Dat laat zich toch niet wegpoetsen? Nee, maar dat hoeft ook niet. We moeten alleen wel begrijpen wat dat ons wil vertellen. Het Hebreeuws kent een aantal woorden voor ‘muur’, maar in het overgrote deel van de gevallen vinden we maar één van twee woorden: chomah en qir. Chomah komt ruim 130 maal voor, en met enkele uitzonderingen duidt het altijd een stadsmuur aan, dus een verdedigingswerk dat een stad moet beschermen tegen aanvallers. Wanneer het niet rechtstreeks over een stadsmuur gaat, wordt het overdrachtelijk gebruikt, maar nog steeds in die betekenis van verdediging. Zoals wanneer de knecht van de schapenboer Nabal over David en zijn mannen zegt: ‘Ze zijn dag en nacht als een muur om ons heen geweest, al die tijd dat we in hun buurt onze kudde hoedden’ (1 Samuël 25:16).

Qir wordt bijna steeds gebruikt voor de muur van een huis of een gebouw, hetzij de buitenmuur, hetzij een wand binnen. Een enkele keer wordt ook dat woord gebruikt voor een stadsmuur, maar ook dan is het van belang zijnde element steeds het verticale karakter daarvan. Met andere woorden, wanneer de tekst de nadruk had willen leggen op die loodrechte watermuren aan beide zijden, zouden we dat woord qir hebben moeten vinden. Maar wat we in werkelijkheid vinden is dat andere woord: chomah. En dat betekent dat het om hun verdediging en bescherming gaat: de Israëlieten gingen op het droge midden door de zee en het water was hun rechts en links als een ‘vestingmuur’ (vs 29). God beschermde daarmee zijn volk, zodat de Egyptenaren het nog steeds niet van opzij konden aanvallen, terwijl de vurige wolkkolom hen van achteren beschermde. Een dergelijk gebruik van het woord ‘muur’ vinden we ook bij de profeet Nahum, die over de Egyptische stad Thebe zegt dat zij is ‘omgeven door water, met de zee als bescherming, met als stadswal de zee’ (Nahum 3:8). Maar dat betekent wel dat de NBV er volledig naast zit met die weergave dat het water ‘oprees als een muur’. Kennelijk hebben de vertalers toch iets teveel dat traditionele beeld voor ogen gehad. God zelf gebruikt helemaal aan het eind van het OT dit beeld van zijn bescherming gedurende de uittocht nog een keer, wanneer Hij over het toekomstige Jeruzalem zegt: ‘Ik zelf … zal haar een vurige muur zijn rondom en heerlijkheid binnen in haar’ (Zacharia 2:5, NB’51).

Tenslotte: wanneer het water echt als twee loodrechte wanden langs de vluchtweg had gestaan, zouden de Egyptenaren zich nog wel twee keer bedacht hebben voor zij de Israëlieten daarlangs gevolgd waren. Maar nu leek er geen enkel risico aan verbonden te zijn, en dat was uiteindelijk waar het God om te doen was. Maar daar gaan we het in deel 2 over hebben. En daar vertel ik ook waarom op het kaartje dat vraagteken staat achter het woord ontsnapping.

Voor het vervolg op dit artikel zie hier:  Muren van water (2)

 

Dit artikel is voor het eerst verschenen in ons blad Met open Bijbel.