Broeders in Christus

Elohim. Meer dan God alleen

Wie de taal van het Oude Testament wil begrijpen, moet zich ook bewust zijn hoe het Hebreeuws spreekt over God. Het woord voor God is ‘el’, dat zoiets als ‘machtige’ betekent. Maar we vinden God gewoonlijk aangeduid met het meervoud: elohim. Dit weerspiegelt een kenmerkend Hebreeuws taaleigen. Dingen die als onbegrensd worden gezien, worden vaak aangeduid met een meervoud. Water is zoiets onbegrensds, en wordt daarom aangeduid met de meervoudsvorm mayim. De NBG’51 vertaalt dat in de eerste hoofdstukken van Genesis consequent met ‘wateren’, maar de NBV gebruikt daar het enkelvoud: water. Evenzo vinden we voor ‘hemel’ een meervoud, dat in Genesis echter in beide vertalingen met een enkelvoud is vertaald, al vinden we dat meervoud in de NBG’51 later weer wel (zie bijv. Deuteronomium 32:1).

En zo vinden we dus ook God aangeduid met een meervoud, omdat ook Hij wordt gezien als onbegrensd. Let overigens wel op dat dit iets wezenlijk anders is dan het zogenaamde majesteitsmeervoud dat we bijv. vinden in koninklijke proclamaties: “Wij Beatrix …”. Dit laatste is geen weerspiegeling van de onbegrensdheid van de vorst/vorstin, maar een uitdrukking van zijn/haar verhevenheid. Het Hebreeuws kent dat majesteits-meervoud niet, maar wel het meervoud van het onbegrensde. Overigens is er dan weer wel een overeenkomst gelegen in het feit dat noch de vorst, noch God op zichzelf meervoudig is.

Maar anders dan over water en hemel, valt er over elohim nog wel iets meer te vertellen. Het kan namelijk ook allen aanduiden die namens God optreden, of namens Hem taken uitvoeren. Zoals wij ook wel zeggen dat ‘de kroon’ iets heeft beslist of geregeld, waarbij dat dan niet slaat op de koningin zelf, maar op personen of instellingen die namens haar optreden. In de Bijbel zijn dat in de eerste plaats Gods engelen, maar bijv. ook de priesters van het Oude Verbond, die namens Hem de Wet uitlegden en toepasten, zonodig als rechters. Een voorbeeld van het eerste (God met Zijn engelen) vinden we kennelijk in Genesis 1:

“God [elohim] zei: ‘Laten wij mensen maken die ons evenbeeld zijn, die op ons lijken … ’ God [elohim] schiep de mens als zijn evenbeeld, als evenbeeld van God [elohim] schiep hij hem, mannelijk en vrouwelijk schiep hij de mensen.” (Genesis 1:26-27)

Enerzijds vinden we daar ‘laten wij mensen maken’ en ‘die op ons lijken, maar anderzijds ‘God schiep …’ en ‘zijn evenbeeld’, hoewel het woord voor ‘God’ in alle gevallen het meervoud elohim is. Het lijkt daarom het meest logisch dat dat ‘wij’ en ‘ons’ slaat op de medewerking van Gods engelen. Maar zelfs zonder de aanwezigheid van God Zelf kunnen wezens (zowel engelen als mensen) die Zijn taken uitvoeren, worden aangeduid als elohim. Wanneer Mozes bij herhaling weigert namens God tot Farao te spreken, besluit God dat zijn broer Aäron dat dan maar moet doen, en dat Mozes dan ten opzichte van zijn broer als ‘opdrachtgever’ (dus als elohim) moet fungeren:

“Dan zult gij tot hem spreken en de woorden in zijn mond leggen … Hij zal voor u tot het volk spreken en zo zal hij u tot een mond zijn en gij zult hem tot God [elohim] zijn.” (Exodus 4:15-16)

En over Manoach, de vader van Simson, lezen we:

“Nu besefte Manoach dat het een engel van de heer was geweest. Hij zei tegen zijn vrouw: ‘We hebben God [elohim] gezien. Dat wordt onze dood!” (Richteren 13:21-22)

De meest gebruikelijke toepassing van het woord elohim voor anderen dan God Zelf, betreft echter zijn priesters, die Hem vertegenwoordigen bij het volk. Een kenmerkend voorbeeld hiervan vinden we in Exodus:

“De goden [elohim] zult gij niet vervloeken en een vorst onder uw volk zult gij niet verwensen.” (Exodus 22:28, NBG’51)

Dit gaat niet over de Kanaänietische afgoden, maar over Gods vertegenwoordigers in hun midden. De apostel Paulus verwijst hiernaar wanneer hij terecht staat voor de Joodse Raad (de Raad der elohim):

“Daarop zei Paulus tegen hem [de hogepriester]: ‘God zal ú slaan, huichelaar! U zit daar om volgens de wet recht over mij te spreken, en toch overtreedt u zelf de wet door bevel te geven mij te slaan?’ De omstanders zeiden: ‘Scheld je de hogepriester van God uit?’ Toen zei Paulus: ‘Ik wist niet, broeders, dat hij de hogepriester is. Er staat inderdaad geschreven: “Een leider van je volk mag je niet verwensen.” (Handelingen 23:3-5)

Daarmee verwijst hij dus naar dit vers uit de Wet van Mozes in Exodus 22. En in datzelfde hoofdstuk van de Wet lezen we ook:

“Indien de dief niet gevonden wordt, zal de heer des huizes tot de goden [elohim] naderen, om te zweren, dat hij zijn hand niet uitgestoken heeft naar de have van zijn naaste. Bij elke zaak van verduistering, … zal hun beider zaak tot de goden [elohim] komen. Hij, die de goden [elohim] schuldig verklaren, zal aan zijn naaste het dubbele als vergoeding geven.” (Exodus 22:8-9, NBG’51)

Dit elohim slaat ook hier op de priesters, die aan de hand van de Wet, of op grond van goddelijke leiding, recht moeten spreken. Ook Jezus verwijst naar de gewoonte om de priesters (als leiders van het volk, namens God) aan te duiden als elohim, wanneer Hij zegt:

“Staat er in uw wet niet geschreven: ‘Ik heb gezegd: U bent goden [elohim]’? De Schrift blijft altijd van kracht; als mensen tot wie God spreekt goden [elohim] genoemd worden, hoe kunt u mij … dan beschuldigen van godslastering wanneer ik zeg dat ik Gods Zoon ben?” (Johannes 10:34-36)

Hij refereert hier aan Psalm 82, waar we lezen:

“God staat op in de hemelse raad [de Raad der elohim], hij spreekt recht in de kring van de goden [elohim]: ‘Hoe lang nog oordeelt u onrechtvaardig en kiest u partij voor wie kwaad doen? Doe recht aan weerlozen en wezen, kom op voor verdrukten en zwakken, bevrijd wie weerloos zijn en arm, red hen uit de greep van wie kwaad wil. U toont geen inzicht, geen begrip, en doolt in duisternis rond, de aarde wankelt op haar grondvesten. Ooit heb ik gezegd: ‘U bent goden [elohim], zonen van de Allerhoogste, allemaal.’ Toch zult u sterven als mensen, ten val komen als aardse vorsten.”

Het woord elohim heeft dus een veel bredere betekenis dan alleen maar God Zelf.

 

Dit artikel is voor het eerst verschenen in ons blad Met open Bijbel.